Hoe vind je het beste bit voor je paard?

Door: Yvonne van Dijk

In het stamboekblad IJP (IJslandse Paarden) las ik een artikel over bitten in combinatie met het gebit van een paard. Waar let je op bijvoorbeeld? Enorm leerzaam én wij mogen het artikel uit IJP 2 hier delen. Het is een interview Van Josine Brackman-Pijnacker Hordijk met bitfitter Elsemiek van Schaverbeke en paardentandarts Bas Cornielje. 

Bit en inwerking

Op de tafel van Bas Cornielje prijkt een paardenschedel. Met stift zijn op de kaak cijfers gezet, die de verschillende kaak- en gebitsonderdelen markeren. De schedel komt handig van pas om te demonstreren hoe een bit in de mond ligt: in de ruimte tussen de tanden en kiezen, het kaakgedeelte dat de ‘lagen’ genoemd wordt.

Bas: “Uitgangspunt is dat het bit het paard niet mag beschadigen. En er kan in de paardenmond veel beschadigd raken: niet alleen de tanden of kiezen, maar ook de lagen, de tong of het wangslijmvlies. Met name ijslanders geven niet gauw zelf aan wanneer zij pijn hebben, waardoor je extra alert moet zijn. Bij wedstrijden wordt ook streng gecontroleerd: hoe ligt het bit, wat is de inwerking? Als er verwondingen gesignaleerd worden, krijg je een waarschuwing of word je zelfs gediskwalificeerd. De FEIF, de internationaal overkoepelende federatie van ijslandse-paardenverenigingen, heeft daarnaast een lijst gepubliceerd van verboden bitten.”

(Noot van de redactie: deze lijst is te vinden op www.feif.org/Sport/Equipment/Prohibitedequipment.aspx)

Elsemiek: “Het aanpassen van een goed bit hangt samen met de combinatie van ruiter en paard. De een rijdt met weinig druk in de hand, de ander met meer druk. Daarnaast is elke paardenmond anders gevormd. Bij het ene paard is de mond van nature ‘vol’, met een dikke tong of smalle lagen. Het andere paard heeft juist veel ruimte in de mond, met een platte tong en brede lagen. Tenslotte is ook de manier waarop een paard loopt bepalend voor de keuze van een bit.”

Bas: “Het is belangrijk om je te realiseren op welke plaatsen een bit druk kan uitoefenen. Daarbij maakt ook de optoming, met hoofdstel, neus- en frontriem, veel uit.” Een verschil in inwerking demonstreert Bas met twee dubbel gebroken bitten, allebei van hetzelfde merk, maar verschillend van vorm. “Wanneer je het bit om je hand legt en vervolgens met je hand een ophouding nadoet, voel je precies waar het bit druk uitoefent. Het ene bit geeft alleen aan de zijkant druk, het andere bit verdeelt de druk over meer verschillende plaatsen.” Inderdaad is het verschil in inwerking duidelijk voelbaar.

Een goed passend bit

Elsemiek: “Het eerste wat ik als bitfitter doe, is in de mond van het paard kijken: hoe ziet die er van binnen uit en wat voor bit hangt er nu in. Bij een dubbel gebroken bit, waar veel ruiters mee rijden, kijk ik bijvoorbeeld hoe het tussenstuk op de tong ligt en of het goed tussen de lagen past. Als het tussenstuk te breed is, kan het de lagen raken.”

De lagen, het tandeloze gedeelte in de kaak tussen tanden en eerste kiezen, bestaan uit bot bekleed met een botvlies. Daar overheen ligt een laagje tandvlees. Dat botvlies is heel gevoelig, vergelijkbaar met de gevoeligheid van onze eigen schenen. Daarnaast zijn de lagen ook kwetsbaar. 
Bas: “Het komt in uitzonderlijke gevallen wel eens voor dat een onbekwame ruiter zoveel druk op het bit uitoefent, dat er een stukje bot loslaat (‘sequester’). Er ontstaat daardoor een soort uitholling in de lagen waar het bit ligt. In de praktijk zie je dit meer bij bitten met een hefboomwerking. Als tegenreactie op die druk gooit het paard zijn tong over het bit heen waardoor het bit direct op de lagen komt te liggen. Doordat het paard zo druk probeert te vermijden, voelt de ruiter minder druk in de hand. Dat rijdt heel licht, wat de ruiter als positief ervaart, terwijl de oorzaak juist een negatieve is.”

Wanneer het bit te breed is, kan het schade bij de mondhoeken veroorzaken. Elsemiek: “Een bit schuift in de breedte heen en weer in de paardenmond. De ringen houden het schuiven tegen, maar als het bit te breed is kunnen de ringen het niet op zijn plaats houden. Bij een dubbel gebroken bit kan in zo’n geval het tussenstukje in de mondhoek terechtkomen en deze beschadigen.”

Een probleem wat Elsemiek vaak tegenkomt, is dat het bit op de verkeerde hoogte in de mond hangt. Een bit dat te hoog hangt kan de kiezen raken, maar een bit dat te laag hangt kan de tanden raken. Bij een te laag hangend bit kan het paard bovendien de tong optrekken, waardoor het bit mee omhoog getrokken wordt en het gehemelte beschadigd kan raken, tot wondjes en blauwe plekken aan toe.

Soms is het nodig om aanpassingen aan het gebit te maken, om te zorgen dat een bit beter past. Zo kan Bas bijvoorbeeld scherpe kiezen afronden, waardoor er meer ruimte voor het bit ontstaat en verwondingen voorkomen kunnen worden.

Verschillende trainingsstadia, verschillende bitten

De keuze voor een specifiek bit hoeft niet voor altijd te zijn. Door een verandering in rijstijl van de ruiter, of verandering in beweeglijkheid van het paard zelf kan de keuze voor het bit mee veranderen.

Elsemiek: “Wanneer een paard ergens in zijn lijf een blokkade heeft, kan zich dat uiten in de mond. Zo kan hij moeite hebben met een bepaalde oefening en daardoor problemen in de aanleuning krijgen.” Bas vult aan: “Wanneer een paard echter bewegingsvrijheid terugkrijgt, zal het daar onmiddellijk positief op reageren. Paarden zijn daarin anders dan mensen. Een mens denkt: ‘Deze beweging heb ik vier jaar niet kunnen maken, dus de komende tijd zal ik dat nog steeds niet kunnen.’ Een paard daarentegen denkt: ‘Ha, dit voelt fijn, laat ik zo verder gaan.’ Dus zodra een druk – vanuit het gebit, vanuit optoming of bit, vanuit spieren – weer comfortabel is, gaat het paard zijn bewegingen weer aanpassen.”

Meer aandacht voor het dier

Elsemiek: “Vaak hangt de ruiter zijn paard een bit in, zonder dat hem duidelijk is waar hij op moet letten. Dat leer je ook niet wanneer je leert paardrijden. Gelukkig gaan we tegenwoordig wel heel anders met paarden om dan vroeger. We verwachten meer van onze paarden, waardoor we alerter zijn geworden op mogelijke problemen. Nu wordt er al gauw een paardentandarts, een fysiotherapeut of een chiropractor bij gehaald om het beste uit het paard te halen.”

Bas: “Vroeger zei een instructeur: neem dit bit, en dan deed je dat. Nu gaan mensen eerder zelf op onderzoek uit. In zijn algemeenheid is er tegenwoordig veel meer aandacht voor het paard zelf. Vonden we vroeger al snel dat een paard niet deugde, nu zien we eerder dat het aan de combinatie ruiter-paard kan liggen.”

Waar kan je zelf op letten?

Ook zonder bitfitter of tandarts in de buurt wil je natuurlijk graag een passend bit voor je paard kunnen kiezen. Daarom volgt hieronder een aantal tips van Bas en Elsemiek die je kunnen helpen bij het maken van een juiste keuze. Het bit mag niet te breed zijn. Een bustrens, waarbij de ring vast zit aan de trens, mag goed aangesloten tegen de mondhoeken zitten. Bij een watertrens, waarvan de ring rond kan draaien, mag iets meer ruimte tussen ring en mondhoek zitten (zo voorkom je dat er een velletje klem komt te zitten).

  • Het bit moet op de juiste hoogte hangen. Wanneer je de beide lippen iets van elkaar haalt, kan je zien hoe het bit hangt. Er moeten één of twee vingers tussen het bit en de tanden passen. Het bit mag de haaktanden en de kiezen niet raken. Goed om te weten: de stelregel dat je bij een goed hangend bit twee of drie huidplooien in de mondhoek zou moeten zien, gaat niet altijd op. Niet elk paard heeft namelijk een soepel plooiende huid. Bij ijslanders loopt bovendien de mondhoek naar binnen toe, waardoor eveneens minder plooien zichtbaar zijn.
  • Het bit mag niet te dik zijn, de mond moet goed dicht kunnen.
  • Bij gevoelige of jonge paarden kan je voor een zachter inwerkend bit kiezen, bijvoorbeeld kunststof, of je kunt het bit met een zeempje omkleden. Kies geen rubber, zeker niet bij paarden die minder speeksel aanmaken. Rubber is dusdanig stroef, dat het brandwonden kan veroorzaken.
  • En tot slot nog een tip van Bas: laat bij een jong paard eerst het gebit nakijken, zodat het paard comfortabel is in zijn gebit voordat het zijn eerste bit inkrijgt. En verder geldt altijd: de ruiterhand is bepalend voor de mate van inwerking van het bit.

Als je goed op deze basisvoorwaarden let, kan je samen met je paard op een fijne manier aan het werk gaan.

Heb je vragen n.a.v. dit artikel? Neem dan contact met ons op, wij helpen je graag verder. Ons telefoonnummer is 0348 446168 of stuur een mailtje aan klantenservice@atorka.nl 

Met dank aan Elsemiek van Schaverbeke en Bas Cornielje.

Meer blogs